
Duurdere grondstoffen kunnen bouwers raken
De invoerprijzen van bouwmaterialen zijn recent hard gestegen. Door de grote vraag naar prefab-elementen en het terugschroeven van de productie na de uitbraak van het coronavirus is de vraag groter dan het aanbod. Vooralsnog kunnen producenten de hoge prijzen beperkt doorberekenen aan bouwers vanwege lopende contracten, maar dit kan in de toekomst veranderen.
Insight
De afgelopen maanden zijn de invoerprijzen van bouwmaterialen hard gestegen. Dit heeft verschillende oorzaken. Allereerst is er veel vraag naar hout door de wereldwijd toenemende vraag naar prefab-elementen die vaak van hout zijn gemaakt. Daarnaast krijgt de bouw wereldwijd een duw in de rug door overheidsmaatregelen die tot doel hebben om de economische effecten van het coronavirus te beperken.
Bovendien zorgde de uitbraak van het coronavirus er vorig voorjaar voor dat producenten van bouwmaterialen als hout en metaal hun productie flink terugschroefden, vooruitlopend op minder vraag naar bouwmaterialen. Hoewel de vraag vervolgens sterk aantrok, bleef de productie achter, mede door aanhoudende tekorten aan containers in de internationale scheepvaart.
Wel zijn de effecten per product verschillend. Zoals uit onderstaande grafiek blijkt, zijn vooral de invoerprijzen van (bewerkt) hout en staal hard gestegen in de eerste twee maanden van 2021. Zo werden gewalste producten van staal 16,5 procent duurder in de periode januari-februari 2021 in vergelijking met dezelfde periode vorig jaar. Koper werd in deze periode 12,8 procent duurder. Reden voor de relatief sterke stijging van de staalprijzen is dat staalproducenten een wereldwijde afzetmarkt hebben en dus ruimschoots kunnen profiteren van de breed aantrekkende vraag.
Gezaagd en geschaafd hout werden 10 procent duurder, mede als gevolg van de gestegen vraag naar prefab-elementen. Hout komt vooral uit Maleisië en Indonesië, al komt ook veel aanbod vanuit Scandinavië en de Baltische staten.
Bouwmaterialen die voornamelijk lokaal worden geproduceerd en afgezet hebben veel minder last van de krapte op de wereldwijde markt. Dat geldt bijvoorbeeld voor beton en cement. De invoerprijs van cement is in januari en februari nog met 2,9 procent gestegen in vergelijking met dezelfde periode vorig jaar, maar werken van beton, geprefabriceerde bouwelementen en kalk en gips zijn allemaal in prijs gedaald.
Het lukt de producenten van bouwmaterialen vooralsnog niet om de sterk gestegen invoerprijzen volledig door te berekenen aan hun klanten; de bouwbedrijven. De afzetprijzen stegen in januari en februari namelijk minder hard dan de invoerprijzen. Dit kan te maken hebben met het feit dat contracten voor afname van bouwmaterialen zijn opgesteld voor het moment van de sterke prijsstijging, maar dit kan ook worden veroorzaakt door de afname van het aantal Nederlandse bouwprojecten waardoor de binnenlandse vraag naar bouwmaterialen alsnog wat afzwakt. Daardoor is de vraag naar bouwmaterialen minder hoog, wat de prijs drukt.
Op de langere termijn kan dit veranderen wanneer het de producenten lukt om de gestegen prijzen in contracten te verwerken. Dan zullen de bouwbedrijven hier ook last van krijgen. Dit zal vooral de woningbouw raken, want daar wordt relatief vaak met hout gewerkt.
In Headlines & Insights geeft ABN AMRO duiding bij het nieuws.
Meer informatie
- Cobouw, Gekte op bouwmaterialenmarkt: 'Zulke prijsstijgingen heb ik in geen twintig jaar meegemaakt'
- ABN AMRO-publicatie, Afname aantal projecten geeft bouwers even lucht
- Madeline Buijs, ABN AMRO sectoreconoom, madeline.buijs@nl.abnamro.com