
Grillige Trump kan corona doen verbleken
Hoewel de Amerikaanse president nog elke dag anders kan besluiten, is het duidelijk dat zijn America First-beleid chaos veroorzaakt in de wereldhandel. De nieuwe heffingen van 145 procent op Chinese producten kunnen toeleveringsketens grotere schade toebrengen dan de coronapandemie. Het zou niet voor het eerst in de geschiedenis zijn dat Amerikaanse invoerheffingen grote gevolgen hebben voor industrie en transport.
“I am taking one further step to protect the dollar, to improve our balance of payments, and to increase jobs for Americans. As a temporary measure, I am today imposing an additional tax of 10 percent on goods imported into the United States.”
Zo sprak de Amerikaanse president Richard Nixon op 15 augustus 1971. Zijn minister van Financiën John Connally had hem de invoerheffing van 10 procent geadviseerd. “De buitenlanders zijn erop uit ons te naaien”, aldus Connally, “aan ons de taak hen eerst te naaien”. Nixon nam het advies ter harte: “The import duty delights me”, aldus de president.
De woorden van Trump van de afgelopen weken klinken als een echo van Nixon en diens minister Connally. Nixon richtte zijn pijlen vooral op de grote industrielanden Japan en Duitsland, terwijl Trump behalve Japan ook China hekelt en regelmatig beweert dat de Europese Unie (EU) zou zijn opgericht “om de Verenigde Staten te naaien”.
Nixons televisietoespraak van augustus 1971 is beroemd omdat hij het einde van de gouden standaard aankondigde, waarmee een einde kwam aan het Bretton Woods-systeem van vaste wisselkoersen dat al sinds 1944 van kracht was. De nu goeddeels vergeten universele invoerheffing van 10 procent was geen onbelangrijke maatregel. Nixon zette zo andere landen onder druk om hun valuta opnieuw te waarderen, zodat buitenlandse producten duurder werden voor Amerikanen. In december 1971 sloot de Groep van Tien (G-10) van de tien grootste industriële landen (waaronder Nederland) het Smithsonian Agreement, waarin de leden nieuwe wisselkoersen ten opzichte van de Amerikaanse dollar vaststelden. Daarmee ging de Amerikaanse invoerheffing van 10 procent van tafel. In 1973 bleek het Smithsonian Agreement uiteindelijk niet houdbaar, maar het werd duidelijk dat de Amerikanen door middel van invoerheffingen andere landen tot concessies konden dwingen. Wel werden de recessie en hoge inflatie van de jaren 1970 achteraf aan de ‘Nixon shock’ toegeschreven.
Ook het idee van een invoerheffing op Chinese producten is niet nieuw. In 2003 stelden twee Amerikaanse senatoren, de Democraat Chuck Schumer en de Republikein Lindsey Graham, tevergeefs een invoerheffing op Chinese producten voor van 27,5 procent.
Trumps eerste termijn
De presidentscampagne van Donald Trump in 2016 draaide in belangrijke mate om internationale handel, in het bijzonder met China. Al sinds 2011 had Trump in toespraken gewezen op het grote Amerikaanse handelstekort met China. In zijn campagne beloofde hij ook korte metten te maken met het vrijhandelsverdrag Trans-Pacific Partnership (TPP), wat hij inderdaad op zijn eerste dag als president ook deed. Ook door het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP), waarover de VS drie jaar met de EU had onderhandeld, ging een streep.
In zijn eerste presidentstermijn (2017-2021) kwam Trump ook al met invoerheffingen op Chinese producten, variërend van 10 tot 25 procent. Zijn opvolger Joe Biden hield deze in stand en verhoogde deze zelfs voor bepaalde producten, zoals elektrische auto’s, zonnepanelen en staal. Overigens werkte de regering Biden ook aan protectionistisch beleid om de Chinese dominantie in de scheepsbouw aan te pakken en de belastingvrijstelling voor pakketjes van Chinese webshops af te schaffen. Trump maakte daar in de eerste weken van zijn nieuwe presidentstermijn dankbaar gebruik van.
Nu gaat Trump veel verder dan in zijn eerste termijn. Niet alleen zijn de invoerheffingen op Chinese producten veel hoger, op het moment van schrijven 145 procent, maar Trump heeft ook invoerheffingen op producten uit andere landen doorgevoerd, zoals 25 procent op staal en aluminium, 25 procent op auto’s, een universele invoerheffing van 10 procent en 25 procent op veel Canadese en Mexicaanse producten.
Nieuwe internationale economische orde?
Zijn we getuige van het einde van een tijdperk, en een omwenteling van de internationale economische orde, zoals sommigen constateren? Het is niet voor het eerst dat de Amerikanen invoerheffingen opleggen, maar de gevolgen voor de internationale handel zijn dit keer waarschijnlijk beduidend groter.
Toen Nixon in 1971 zijn universele invoerheffing van 10 procent bekend maakte, bedroeg de wereldhandel als percentage van de wereldeconomie slechts 25 procent. In de afgelopen halve eeuw is de wereldhandel echter ruim twee keer zo snel gegroeid als de wereldeconomie, onder andere dankzij integratie van kapitaalmarkten en toeleveringsketens, de toename van telecommunicatie en de opkomst van het internet; inmiddels bedraagt de wereldhandel als percentage van de mondiale economie circa 60 procent.
Met name de rol van China is veel belangrijker geworden. Was China in 1995 nog goed voor 3 procent van de mondiale industriële export, in 2020 was dat gestegen naar 20 procent. Dit ging ten koste van de tien andere grootste industriële landen waaronder de VS, zo blijkt uit cijfers van de Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD). Kocht China tot 2002 meer Amerikaanse industriële producten dan andersom, sindsdien is het omgekeerd.
Opvallend is ook dat de Chinese export vooral sterk groeide dankzij de toenemende export van eindproducten, terwijl de export van halffabricaten veel minder snel toenam. Dit komt doordat China steeds meer hoogwaardige eindproducten maakt, zoals machines en elektrische auto’s. China is de fabriek van de wereld, niet alleen voor kleding of speelgoed, zoals twintig jaar geleden, maar ook voor steeds meer hoogtechnologische producten.
Een tweede reden dat Trumps heffingen veel meer schade kunnen aanrichten dan die van Nixon, is dat Trumps heffingen op in elk geval Chinese producten veel hoger zijn. Ook de reacties vanuit Canada en vooral China zijn steviger. Zo legt China een invoerheffing van 125 procent op Amerikaanse producten. Met alle huidige tarieven komt het totale gewogen gemiddelde van de Amerikaanse invoerheffingen neer op naar schatting zo’n 20 procent van de totale importwaarde.
Beperkingen in de handel tussen de grootmachten VS en China vormen een economisch risico, zoals voormalig Fed-voorzitter en toenmalig minister van Financiën Janet Yellen in 2024 tijdens een toespraak in Beijing opmerkte: “Our two economies are deeply integrated, and a wholesale separation would be disastrous for both of our economies.” Zij verwees hierbij naar de geopolitieke spanningen tussen de beide landen en haar inspanningen om de relatie te verbeteren.
De verwevenheid tussen China en het Westen bleek wel tijdens de coronapandemie in 2020, toen een groot deel van de Chinese industrie stil was gelegd vanwege lockdowns om verspreiding van het virus tegen te gaan. De auto-industrie, die via ‘just in time’-ketens verbonden is met toeleveranciers over de hele wereld, was binnen de kortste keren door haar kleine voorraden onderdelen heen en viel geheel stil. Ook aan veel andere producten ontstonden tekorten, zeker doordat westerse overheden tijdens lockdowns via inkomenssteun de consumptie stimuleerden.
Geen volledige ontkoppeling
Een mogelijk gevolg van de handelsoorlog tussen de VS en China is een abrupte ontkoppeling van de goederenhandel tussen deze grootmachten. Er zijn berichten over Amerikaanse inkopers van Chinese producten die plotseling orders hebben geannuleerd. Een begrijpelijke stap, gezien de plotselinge introductie van een invoerheffing van inmiddels 145 procent, waardoor de inkoopkosten ruim kunnen verdubbelen. Daarnaast verandert het tarief haast met de dag, waardoor het bestellen en importeren van Chinese producten een zeer risicovolle activiteit wordt. Tegen de tijd dat de goederen, bijvoorbeeld per containerschip, in de VS arriveren, kan het tarief verder zijn verhoogd.
Howmet, een Amerikaanse leverancier van vliegtuigonderdelen aan Boeing en Airbus, kondigde op 4 april vanwege de invoerheffingen ‘force majeure’ af, wat betekent dat de onderneming zich beroept op overmacht omdat het niet kan leveren zoals contractueel was afgesproken. Net als tijdens de pandemie kan de plotselinge introductie van invoerheffingen andersom dus ook leiden tot het abrupt stilvallen van de levering van Chinese producten, met gevolgen voor toeleveringsketens. De VS produceert onder meer medische apparatuur, vaccins, halfgeleiders en vliegtuigonderdelen. De totale handel tussen China en de VS (inclusief diensten) is volgens de Wereldhandelsorganisatie (WTO) goed voor circa 3 procent van de totale wereldhandel, maar door ontregeling van toeleveringsketens kunnen de effecten in sommige sectoren groter zijn. Anderzijds zal een deel van de handel gewoon doorgaan en worden de heffingen deels in de prijzen van producten doorberekend, waardoor de prijzen voor afnemers zullen stijgen.
Een verzachtende omstandigheid is dat Trump op woensdag 9 april besloot de tarieven voor de meeste andere landen te verlagen, waardoor voor bijvoorbeeld producten uit de EU in ieder geval voorlopig een invoerheffing geldt van 10 procent, terwijl het tarief aanvankelijk 20 procent zou bedragen. Zolang de EU geen extra invoerheffingen op Chinese producten introduceert, biedt dit kansen voor Europese ondernemingen, indien zij waarde toevoegen aan Chinese import en deze vervolgens naar de VS exporteren, bijvoorbeeld door Chinese materialen of onderdelen in een industrieel product te verwerken. Mogelijk is dan het lagere tarief op EU-producten van toepassing. Hetzelfde geldt voor een heel aantal andere landen, waaronder in Azië. Het is mogelijk dat Chinese exporteurs via andere landen de Amerikaanse invoerheffingen proberen te ontwijken. Ook is het mogelijk dat andere landen meer eigen product naar de VS exporteren, en de vraag van andere klanten met Chinese producten tegemoet wordt gekomen.
Een volledige ontkoppeling tussen China en de VS ligt dus niet voor de hand, zolang Trump vooral China aanpakt en toenadering zoekt tot andere handelspartners. Tegelijkertijd kunnen de gevolgen veel structureler zijn dan die van corona. In 2020 namen consumenten, ondernemingen en politici uit diverse landen zich voor om hun afhankelijkheid van Chinese producten te verminderen. Maar juist tijdens de pandemie importeerde onder meer Europa meer Chinese producten dan ooit tevoren. Sindsdien is de import uit China nauwelijks afgenomen.
Het grootschalig terughalen van buitenlandse productie naar de VS ligt niet voor de hand. Amerikaanse bedrijven hebben dankzij ruime subsidies wel geïnvesteerd in fabrieken voor halfgeleiders en groene technologie, maar de VS beschikken niet over de mensen of de fabrieken om een groot deel van de Chinese import op korte termijn zelf te produceren. Ook is door Trumps grillige gedrag en de onrust op financiële markten het investeringsklimaat verslechterd, waardoor grote investeringen in nieuwe fabrieken niet voor de hand liggen.
Trump heeft besloten bijvoorbeeld bepaalde elektronica waaronder smartphones uit te zonderen van invoerheffingen. Toch lijkt door de hoge invoerheffingen op Chinese producten een pijnlijke herschikking van mondiale toeleverings- en handelsketens onvermijdelijk. Op de langere termijn kan het Nederlandse bedrijfsleven daarvan profiteren, want ook als Trump over vier jaar wordt opgevolgd door een Democraat is de kans groot dat de Amerikaanse politiek de import uit China kritisch blijft benaderen. In tegenstelling tot de coronapandemie kunnen de acties van Trump, als exponent van de Amerikaanse argwaan tegen de opkomst van China, leiden tot structurele veranderingen in mondiale handelsstromen, met grote gevolgen voor de scheepvaart en de industrie.
Dat zal op korte termijn leiden tot tragere economische groei, bijvoorbeeld door lagere investeringen en de daarmee gepaard gaande lagere vraag naar machines, maar biedt op termijn wellicht kansen voor Europa. Op korte termijn kan de vraag naar machines, bijvoorbeeld voor metaalbewerkers of voor de voedingsmiddelenindustrie, onder druk komen, net als de vraag naar staal, aluminium, auto-onderdelen en chemische producten. Circa 6 procent van de totale Nederlandse export is voor de VS bestemd, en ook een deel van de Nederlandse export naar Duitsland belandt uiteindelijk in producten voor de Amerikaanse markt, zoals auto’s en machines. Naar verwachting wordt de bedrijvigheid vooral gedrukt in het derde kwartaal van dit jaar. Dit kan bijvoorbeeld tarieven in de scheepvaart en in het internationale wegvervoer onder druk zetten.
Vooral vanaf 2026 kan de economische groei aantrekken dankzij omvangrijke investeringen in de Duitse infrastructuur en de Europese defensie. Zowel de Nederlandse industrie als de transportsector kunnen sterk profiteren van toenemende export naar Nederlands belangrijkste handelspartner Duitsland.
Lees verder in de industriesector
De industrie is een zwaargewicht in de Nederlandse economie. Export is hiervoor een belangrijke aanjager, maar zorgt tegelijkertijd voor onzekerheid. Er zijn ook thema’s die positief invloed uitoefenen op de groei, zoals samenwerking in de keten, innovatie en duurzaamheid.