Industrie in de ban van geopolitiek

De Nederlandse industriële productie staat onder druk en daalt in 2023 naar verwachting met 3 procent. De hogere rente leidt tot afbouw van voorraden en een lagere vraag naar bouwmaterialen en investeringsgoederen. Als gevolg van een geleidelijke daling van de rente en meer economische groei daarna, wordt voor 2024 een groei van 4 procent voor de industrie voorzien. Wel kan de energiecrisis de zware industrie ook de komende jaren parten spelen.
Download het volledige rapport
(Ziet u geen download of kunt u het rapport niet downloaden? Upgrade uw browser dan naar de meest recente versie.)
Intussen ondergaat de industrie de klimaattransitie en wordt de sector steeds meer een speelbal van geopolitieke ontwikkelingen. Achteraf gezien is al in 2020 een nieuw tijdperk aangebroken, waarin protectionistische industriepolitiek helemaal terug is, ook in de Europese Unie.
Hoewel de vraag naar industriële producten al in augustus 2022 begon af te nemen, groeide de productie van de Nederlandse industrie in het gehele jaar 2022 nog behoorlijk. Vooral de machinebouw en de elektrotechnische industrie groeiden flink, mede dankzij de tijdens de pandemie fors gegroeide orderportefeuilles. De machinebouw is in de laatste vijf jaar welhaast verdubbeld (93 procent groei), onder andere dankzij de snelle groei van chipmachinefabrikant ASML en diens vele Nederlandse toeleveranciers. Met een bruto toegevoegde waarde van naar schatting 20 miljard euro is de machine-industrie inmiddels een zwaargewicht in de Nederlandse industrie. Om aan de halfgeleiderindustrie te kunnen leveren, moeten industriële ondernemingen aan steeds hogere eisen voldoen en dat komt de concurrentiekracht van de Nederlandse maakindustrie ten goede.
In 2023 daalt de industriële productie naar verwachting met 3 procent. Vooral de meest energie-intensieve branches zoals de basismetaalindustrie en de chemische industrie hebben het moeilijk. De productie van deze branches kromp in 2022 ook al, en hoewel de energieprijzen sinds het najaar zijn afgenomen, zijn deze nog altijd zo’n drie keer hoger dan een paar jaar geleden. Het gasverbruik van de Nederlandse industrie ligt daardoor nog circa 30 procent onder het niveau van 2019. Een deel van de productie is verplaatst naar buiten Europa, waar de energieprijzen minder zijn gestegen. Hoewel de productie nog altijd onder druk staat in de basismetaalindustrie, de chemische industrie en de papierindustrie, lijkt de aardolie-industrie wel langzaam uit het dal te klimmen.
Ook in veel andere branches is de productie licht gedaald. In het najaar leek dat vooral veroorzaakt te worden door de afbouw van voorraden. Tot de zomer van 2022 waren toeleveringsketens sterk ontregeld door de coronapandemie. Nu de vraag naar industriële producten is gedaald en containerschepen weer op schema varen, zijn de tekorten aan onderdelen en materialen afgenomen. Veel ondernemingen hadden tijdens de pandemie extra voorraad opgebouwd die nu niet langer nodig is, zeker vanwege de dalende aantallen nieuwe orders. Bovendien is de rente sterk opgelopen, wat de financiering van voorraad duurder maakt. Veel ondernemingen zijn daarom in het najaar voorraden gaan afbouwen. Uit de NEVI Inkoopmanagersindex voor de Nederlandse industrie blijkt dat ondernemingen hun voorraden in het eerste kwartaal van 2023 verder afbouwden. Behalve de zware industrie leveren de rubber- en kunststofproductindustrie, de metaalproductindustrie en de elektrotechnische industrie veel halffabricaten. Vooral in de rubber- en kunststofproductindustrie is de vraag gedaald.
Behalve voor de financiering van voorraden speelt de rente uiteraard ook een rol bij de financiering van kapitaalgoederen. Producten als machines, apparaten en vrachtwagens worden vaak met leasefinancieringen bekostigd. De sterk gestegen rentetarieven op zowel de geld- als de kapitaalmarkt maken de financiering van dergelijke goederen duurder. Daarnaast is investeren minder aantrekkelijk geworden gezien de verslechterde economische vooruitzichten. Over het algemeen investeren ondernemers immers om te kunnen profiteren van economische groei. Anderzijds is de arbeidsmarkt in Nederland en veel andere landen krap, wat zorgt voor personeelstekorten en snel stijgende loonkosten. Die omstandigheid maakt investeren in mechanisatie en automatisering aantrekkelijker. De vraag naar kapitaalgoederen neemt daardoor maar beperkt af en kan weer groeien zodra de economische vooruitzichten verbeteren en de rente daalt, naar verwachting vanaf december 2023.
Ook bouwprojecten worden meestal met vreemd vermogen gefinancierd. De sterk stijgende rente drukt daarom de vraag naar nieuwbouwprojecten en daar komen de sterk gestegen materiaalkosten nog bovenop. De vraag naar bouwmaterialen kan daardoor in de loop van 2023 inzakken. De verwachte daling van de rente vanaf december 2023 kan in 2024 zorgen voor herstel, maar door de lange doorlooptijd van nieuwbouwprojecten, onder andere door trage vergunningverlening en de beperkte mogelijkheden voor aansluiting op het elektriciteitsnet, zullen leveranciers van bouwmaterialen dat pas laat merken. ABN AMRO verwacht dat de bouw in 2023 met 1,5 procent krimpt en met nog eens 1 procent in 2024.
Boekwinst of boekverlies?
Door de hoge inflatie hebben veel ondernemingen in 2022 een flinke boekwinst gemaakt op voorraden. Veel industriële ondernemingen waarderen voorraden tegen marktwaarde. Wanneer prijzen sterk stijgen, stijgt ook de marktwaarde van eerder tegen lagere prijzen ingekochte voorraden. Het betreft hier echter een papieren winst die niet direct uitmondt in een hogere vrije kasstroom. De afzetprijzen van de Nederlandse industrie piekten in juli 2022 en zijn sindsdien gedaald. Naar verwachting zet de dalende trend van inkoop- en afzetprijzen dit jaar door als gevolg van dalende energie- en grondstofprijzen. In dat geval moeten veel ondernemingen hun voorraden dit jaar afwaarderen, wat leidt tot een boekhoudkundig verlies.
Speelbal van geopolitiek
“Globalization and free trade are almost dead”, aldus de Taiwanees-Amerikaanse Morris Chang tijdens een toespraak in december 2022. De 91-jarige oprichter van de Taiwanese chipfabrikant TSMC sprak ter gelegenheid van de zwaar gesubsidieerde bouw van een chipfabriek van TSMC in Arizona. Onder zijn toehoorders bevonden zich behalve grote namen uit de chipindustrie als ASML-ceo Peter Wennink ook de Amerikaanse president Joe Biden.
Later, in maart 2023, zou Chang zijn uitspraak nuanceren. “Globalization, at least in the chips sector, is dead”, zei hij toen op een conferentie georganiseerd door het Taiwanese tijdschrift CommonWealth. Ofwel, in ieder geval in de halfgeleiderindustrie is de vrije handel volgens hem in gevaar.
De industrie is inderdaad in toenemende mate een speelbal van geopolitieke ontwikkelingen, waarbij protectionistisch industriebeleid niet wordt geschuwd. Chang maakte carrière bij Texas Instruments in de Verenigde Staten (VS) en zette vervolgens met steun van de Taiwanese overheid en grootaandeelhouder Philips in 1986 chipfabrikant TSMC op. De chipveteraan weet dus als geen ander dat de chipindustrie mondiaal geïntegreerd is.
Juist deze strategisch belangrijke branche is al jaren de inzet van industriepolitiek. Al in 2019, ten tijde van de handelsoorlog van de Amerikaanse president Donald Trump tegen China, verleende de Nederlandse overheid onder diplomatieke druk van de VS geen vergunning voor de export van de meest geavanceerde EUV-chipmachines van ASML naar China. Trumps opvolger Biden heeft diens harde handelspolitiek richting China doorgezet. De exportrestricties zijn inmiddels uitgebreid naar andere halfgeleidertechnologie. Net als de VS kondigde Nederland in 2023 aanvullende exportrestricties aan, waardoor ook een aantal oudere modellen chipmachines niet meer naar China geëxporteerd mogen worden. Volgens minister Schreinemacher van Buitenlandse Handel zijn de restricties nodig voor de internationale veiligheid. Gevreesd zou worden dat China geavanceerde chips zou gebruiken voor militaire doeleinden.
Het bleef niet bij exportrestricties alleen. Trump zette bovendien in op subsidies voor chipfabrieken in de VS en Biden introduceerde in augustus 2022 de CHIPS and Science Act met een budget van 280 miljard dollar. Ook de Europese Commissie kwam met een wetsvoorstel voor gesubsidieerde chipfabrieken op eigen bodem. Het voorstel kreeg op 18 april 2023 een meerderheid in het Europees Parlement.
Reactie op China
De industriepolitiek in de VS en in de EU kan worden beschouwd als een reactie op de Chinese industriepolitiek. Het westen had decennialang ingezet op vrije handel die verliep volgens verdragen en regels en daarmee nauwelijks onderhevig was aan politieke grillen. In 1947 tekenden 23 landen in Genève de General Agreement on Tariffs and Trade (GATT). In 1995 kwam daar de Wereldhandelsorganisatie (WTO) uit voort, waar China zich in 2001 bij aansloot. Deze verdragen leidden tot de afbouw van invoerheffingen en handelsrestricties met als gevolg een enorme groei van de internationale handel en mondialisering.
De mondialisering bleek geen onverdeeld genoegen. Zo beschuldigde de Europese Commissie in 2013 China ervan zonnepanelen onder de kostprijs te dumpen op de Europese markt, met als doel de Europese zonnepanelenindustrie zwaar te beconcurreren. De Commissie reageerde met hoge importheffingen.
In mei 2015 presenteerde China een nieuwe industrie-strategie onder de titel ‘Made in China 2025’. Doel van de strategie was vooral door middel van subsidies in een aantal hoogtechnologische sectoren uiterlijk in 2025 een leidende positie te verwerven, waaronder de batterijenindustrie, de elektrische auto-industrie, robotica, medische technologie en de productie van magneten voor windmolens. In een aantal van die sectoren, zoals de batterijenindustrie, is dat inmiddels gelukt.
In de VS werd de strategie van China met argusogen bekeken en de politieke reactie volgde snel. In juni 2015, slechts een maand nadat de Chinese president Xi Jinping en premier Li Keqiang ‘Made in China 2025’ hadden gepresenteerd, lanceerde Donald Trump zijn campagne met de slogan ‘Make America great again’. Dit leidde na zijn verkiezing tot de ‘America First’-industriepolitiek van exportrestricties op hoogwaardige technologie en invoerheffingen op Chinese producten.
Nieuw tijdperk aangebroken
Europa heeft nog lang vastgehouden aan het ideaal van vrije handel. Nog in 2019 kreeg de Duitse minister van Economie en Energie Peter Altmaier geen steun voor zijn voorstel Europese kampioenen te creëren die de concurrentie met China en de VS aan zouden kunnen. Margrethe Vestager, Eurocommissaris voor Mededinging, vreesde dat zulke Europese kampioenen te dominant zouden worden, wat zou leiden tot hogere prijzen en minder innovatie. Vestager zag streng toe op naleving van regels rond aanbestedingen, staatssteun en fusies en overnames.
Maar in 2020 maakte ook de EU een draai. Op 10 maart van dat jaar publiceerde de Europese Commissie een nieuwe industriële strategie en stelde dat de EU “op de hoede” moet zijn voor oneerlijke concurrentie. Corona deed de rest. Na het uitbreken van de coronacrisis in Europa zette Vestager de regels voor staatssteun overboord en riep zij Europese lidstaten op een financieel belang te nemen in verzwakte bedrijven. Zowel vanuit de lidstaten als vanuit Brussel kwamen enorme steunpakketten om bedrijven overeind te houden. Vestager presenteerde ook plannen om Chinese overnames in strategische sectoren te blokkeren, zoals de telecom.
Achteraf gezien was dat het begin van een nieuw tijdperk waarin industriepolitiek, onder het mom van strategische autonomie, helemaal terug is. Ook de Nederlandse overheid houdt zich sinds 2020 bezig met investeringen in strategische sectoren. Zo verstrekte het kabinet in juni 2020 via de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij (BOM) een lening van 20 miljoen euro aan Smart Photonics, een Eindhovense fotonica-startup. Staatssecretaris Mona Keijzer van Economische Zaken en Klimaat schreef in een brief aan de Tweede Kamer te willen voorkomen dat “productie- en onderzoeksfaciliteiten naar elders verhuizen”, in lijn met “de oproep van de Europese Commissie aan haar lidstaten om alert te zijn en waar mogelijk op te treden tegen onwenselijke marktonwikkelingen, zoals het voorkomen van strategische afhankelijkheden”. Op Prinsjesdag van datzelfde jaar kondigde het kabinet het Nationaal Groeifonds aan. In 2023 leende het kabinet via Invest-NL 65 miljoen euro aan windmolenfabrikant Sif voor de bouw van een nieuwe fabriek, waarbij op verzoek van de verantwoordelijke minister de normale procedure werd omzeild omdat er haast was bij de investeringsbeslissing.
Uit Brussel komt nog steeds veel nieuw beleid. Behalve de ambitieuze klimaatdoelstellingen – zoals de vermindering in 2030 van de CO2-uitstoot in Europa met 55 procent ten opzichte van 1990 – en de Europese chipverordening, gaat het ook om industriepolitiek die beoogt Europa minder afhankelijk te maken van andere landen voor groene technologie. Zo wil de Europese Commissie dat de EU in 2030 minimaal 40 procent van groene technologie zoals zonnepanelen, windmolens en batterijen zelf produceert. Dit voorstel kan worden beschouwd als een reactie op zowel de leidende rol van China in deze sectoren, als op de Amerikaanse Inflation Reduction Act, een subsidiepot van 369 miljard dollar voor investeringen in dergelijke fabrieken.
Geen volledige ontkoppeling
Betekent de terugkeer van industriepolitiek dat internationale productieketens worden ontkoppeld? In zekere zin geldt dat voor de halfgeleiderindustrie, maar dit is toevallig een branche waarin China een kleine rol speelt. In de meeste andere branches, bijvoorbeeld in de elektrotechniek, speelt China een grote rol. Toen aan het begin van de pandemie circa 90 procent van de Chinese industrie stil was gelegd door een lockdown, leidde dat ongeveer zes weken later tot het stilvallen van autofabrieken in Europa wegens een tekort aan onderdelen zoals sensoren en printplaten. Juist in deze industrie werden de tekorten het eerst zichtbaar doordat die ‘just-in-time’ werkt, ofwel met kleine voorraden. Productieketens zijn zeer sterk mondiaal verweven, waardoor ontkoppeling een proces van vele jaren zou vergen. Daarnaast beschikken de VS en de EU over onvoldoende metalen, of zijn ze voor de verwerking van bepaalde metaalertsen geheel aangewezen op Chinese fabrieken. Ook hebben veel westerse industriële bedrijven geïnvesteerd in fabrieken in China. Ontkoppeling zou erop neerkomen dat westerse eigenaren deze fabrieken zouden moeten verkopen, waarschijnlijk met versnelde afschrijving op de waarde. Tegelijkertijd zou enorm geïnvesteerd moeten worden in nieuwe fabrieken.
‘Deglobalization’, waarover de laatste jaren veel gesproken wordt, doet zich dus niet daadwerkelijk voor. ‘Nearshoring’ van bijvoorbeeld China naar Polen is evenmin nieuw, maar gebeurt al enkele decennia vanwege de stijgende loonkosten in China en het voordeel van snel kunnen leveren op de Europese markt. Gezien de gestegen rente is dat mogelijk nog aantrekkelijker geworden, want goederen die lang onderweg zijn moeten langer worden gefinancierd, maar door de complexiteit van toeleveringsketens is het niet in een oogwenk geregeld. Intussen is de Chinese export verder toegenomen, ook sinds de nieuwe Amerikaanse industriepolitiek.
Wel wordt in de VS meer geïnvesteerd in fabrieken, waarschijnlijk door de invoerheffingen op Chinese producten en subsidies. Het lijkt erop dat Europa dezelfde tour op gaat, mits het voldoende subsidies verstrekt en verder grip krijgt op de energiecrisis zodat de energieprijzen verder kunnen dalen. Maar de Europese Commissie spreekt sinds kort liever van ‘de-risking’. Dat lijkt, gezien de nadruk op strategische onafhankelijkheid en de inzet op specifieke hoogtechnologische sectoren, inderdaad een adequate beschrijving.
In elk geval staat vast dat industriepolitiek helemaal terug is. Industriële ondernemers zullen dat voortaan bij investeringsbeslissingen altijd in het achterhoofd moeten houden.
Disclaimer
De in deze publicatie neergelegde opvattingen zijn gebaseerd op door ABN AMRO betrouwbaar geachte gegevens en informatie. Noch ABN AMRO, noch functionarissen van de bank kunnen aansprakelijk worden gesteld voor in deze publicatie eventueel aanwezige onjuistheden. De weergegeven opvattingen en prognoses houden niet meer in dan onze eigen visie en kunnen zonder nadere aankondiging worden gewijzigd. Het gebruik van tekst of cijfers uit deze publicatie is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld.
Meer informatie
Lees het volledige rapport 'Industrie in de ban van geopolitiek'.
(Ziet u geen download of kunt u het rapport niet downloaden? Upgrade uw browser dan naar de meest recente versie.)
Lees verder in de industriesector
De industrie is een zwaargewicht in de Nederlandse economie. Export is hiervoor een belangrijke aanjager, maar zorgt tegelijkertijd voor onzekerheid. Er zijn ook thema’s die positief invloed uitoefenen op de groei, zoals samenwerking in de keten, innovatie en duurzaamheid.