
Hoge arbeidskosten, krappe budgetten en verstopte pijplijn treffen bouw
De bouwsector zit in een moeilijke fase. De meeste bouwbedrijven zien de omzet minder snel groeien of zelfs teruglopen. Ook het aantal faillissementen stijgt. En toch zijn er positieve berichten: een stijging in de vergunningverlening van woningen biedt hoop dat het bouwers snel weer voor de wind gaat. Het duurt nog even voordat de sector hier de vruchten van kan plukken. Dit artikel zet vier opvallende sectorontwikkelingen in de schijnwerpers.
Download het complete rapport
Lees meer over de economische ontwikkelingen in de bouw in het volledige rapport 'Stand van de Bouw'.
(Ziet u geen download of kunt u het rapport niet downloaden? Upgrade uw browser dan naar de meest recente versie.)
In het spoor van materiaalkosten stijgen ook arbeidskosten hard
Door diverse cao-loonstijgingen zijn de arbeidskosten in de bouw sinds 2023 hard gestegen. Werknemers die onder de cao Bouw & Infra vallen zagen hun loon in juli met 3,5 procent plus 50 euro per maand toenemen. Eerder dit jaar, in januari, ontvingen werknemers een loonsverhoging met precies dezelfde omvang. Ook bij sectoren die verweven zijn met de bouw zijn stevige loonsverhogingen afgesproken. Zo werd in augustus een akkoord bereikt voor een nieuwe cao Metaal en Techniek met een loonsverhoging van gemiddeld 13 procent over 22 maanden.
De loonsverhogingen vormen compensatie voor de hoge inflatie van de afgelopen jaren. Daarnaast zorgt de krappe arbeidsmarkt voor een goede onderhandelingspositie van werknemers. De Consumentenprijsindex (CPI) steeg sinds 2020 met 22,6 procent. De cao-lonen stegen in dezelfde periode met 18,9 procent. Daarmee is het verlies aan koopkracht bijna geheel goedgemaakt via de cao-loonstijgingen. In de praktijk kan het loon bovendien toenemen doordat werknemers opklimmen in hun salarisschaal, promotie maken of van baan veranderen. Het is niet bekend hoeveel deze factoren bijdragen aan de totale loonkosten.
De loonstijgingen hebben tot gevolg dat arbeidskosten in de bouw hard stijgen. Zo hard zelfs, dat de stijging in de buurt komt van de vaak aangehaalde stijging van materiaalkosten. Sinds begin 2021 stegen de arbeidskosten voor een standaard nieuwbouwproject met bijna 19 procent. Dat is bijna 5 procentpunt minder dan de stijging in materiaalkosten deze periode.
De loonstijgingen dwingen werkgevers om kritisch te kijken naar de inzet van personeel. Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat de arbeidsproductiviteit in de bouw sinds 2020 is afgenomen. In combinatie met de loonstijgingen vormt dit een stimulans voor meer automatisering en robotisering op de bouwplaats. Diverse toepassingen zijn hierin veelbelovend: van de productie van prefab-onderdelen tot de inzet van metselrobots. Automatisering en robotisering vervangen geen werknemers, maar verbeteren wel de efficiëntie en productiviteit.
Extreem weer zit bouwers vaker dwars
In de Conjunctuurenquête (COEN) van het CBS geven meer bouwers dan voorheen aan dat weersomstandigheden de belangrijkste productiebelemmering vormen. Met name in het eerste kwartaal van de afgelopen jaren was dit het geval, maar ook in het tweede en derde kwartaal worden vaker beperkingen vanwege extreem weer ervaren. Het toppunt was het eerste kwartaal van 2024, toen 20 procent van de ondernemers last had van de weersomstandigheden.
De resultaten zijn niet verrassend, afgaande op de weertrends. Warmte- en neerslagrecords worden in hoog tempo verbroken. Mei 2024 gaat de boeken in als de natste maand sinds de metingen in 1906 begonnen. Hevige regenval zorgt er onder andere voor dat funderings-, metsel- en dakwerkzaamheden moeten worden uitgesteld. Metselwerk moet langer uitdrogen en bakstenen hechten minder goed. Bovendien kunnen bouwputten moeilijker droog gehouden worden. Regenval zorgt ook voor veiligheidsrisico’s.
Bouwen in een gecontroleerde omgeving zoals in een fabriek is een oplossing om extreem weer te trotseren, al blijven sommige onderdelen van de bouw zoals funderingswerkzaamheden kwetsbaar. Overkappingen en windschermen kunnen bouwplaatsen afschermen voor wind en regen en onveilige situaties voorkomen, maar zijn wel kostenverhogend.
Krappe budgetten raken infra-investeringen
Nederland staat voor een enorme opgave om de bestaande infrastructuur de vernieuwen en tegelijkertijd voldoende aanlegprojecten te realiseren. Onderzoeksbureau TNO voorspelt dat de kosten voor alleen de vernieuwingsopgave – dat wil zeggen vervanging en renovatie – stijgen van 1,1 miljard euro in 2021 naar 2,4 miljard euro per jaar tussen 2022 en 2030 (prijspeil januari 2023). Daarna zullen de kosten verder stijgen naar maximaal 3,7 miljard euro in 2080. De huidige productie – 1,1 miljard euro in 2021 – blijft achter bij de benodigde inspanning. De berekende vernieuwingsopgave betreft civiele constructies, wegfundering en rioleringen. Bij de kostenopgave zijn sluizen, tunneltechnische installaties en wegonderhoud nog niet meegerekend.
De enorme opgave staat in schril contrast met krapper wordende overheidsbudgetten. De begrote gemeentelijke uitgaven aan verkeer, vervoer en waterstaat namen tussen 2019 en 2023 weliswaar toe met 12 procent tot 4,3 miljard euro, maar gecorrigeerd voor inflatie over deze periode (19 procent) is er sprake van een daling van het reële budget. Naast de vernieuwingsopgave van infrawerken is dit bedrag ook bedoeld voor tal van andere taken zoals het openbaar vervoer, verkeersbeleid en -maatregelen, parkeervoorzieningen en havens en waterwegen. Bij provincies steeg het budget voor aanleg, beheer en onderhoud van landwegen tussen 2019 en 2023 met 9 procent naar 983 miljoen euro. Voor waterwegen daalde het budget zelfs met 8 procent naar 137 miljoen euro.
De krappe budgetten zorgen ervoor dat lokale overheden keuzes moeten maken bij het verlenen van opdrachten. Het stikstofdossier beperkt nog altijd aanlegprojecten, waardoor de focus sterker is verschoven naar onderhouds- en renovatieprojecten. Maar zelfs voor deze vernieuwingsopgave alleen zijn de budgetten bij de huidige groei in de toekomst niet toereikend.
De opgave voor de infrasector is groter dan louter bouwprojecten voor publieke opdrachtgevers. Ook uit de energietransitie volgt een enorme opgave voor infrabouwers. Netbeheerders plannen voor miljarden aan investeringen om de energie-infrastructuur klaar te maken voor de toekomst. Hoogspanningsnetbeheerder TenneT heeft een investeringsagenda voor de komende tien jaar van 72 miljard euro voor Nederland. In het kader hiervan is onlangs een van de eerste grote raamcontracten afgesloten voor 2,5 miljard euro aan bouwopdrachten met bouwers BAM Infra, Strukton Wegen & Beton en VolkerWessels Hoogspanning en Civiel.
De opgaven doen een groot beroep op arbeid en diverse energie-intensieve materialen zoals beton. Door een blijvend krappe arbeidsmarkt en toenemende prijzen voor CO2-uitstoot zullen inputprijzen naar verwachting toenemen, wat een extra horde oplevert voor realisatie van de opgaven.
Pijplijn woningbouw steeds meer verstopt
Het aantal vergunningen voor woningen heeft voorlopig het dieptepunt achter zich gelaten. Geholpen door de stabiele rente en stijgende lonen lag het aantal in het tweede kwartaal van dit jaar 21 procent hoger dan in het tweede kwartaal vorig jaar. In de maanden april, mei en juni werd voor bijna 19.000 woningen een vergunning afgegeven. Een positief signaal, maar het duurt nog even voordat de bouw hiervan de vruchten kan plukken.
Uit nieuwe CBS-cijfers blijkt namelijk dat de vergunningspijplijn – het aantal woningen waarvoor een vergunning is afgegeven maar waarvan de bouw nog niet is gestart – snel is gegroeid. In het tweede kwartaal zaten 110.000 woningen in de vergunningspijplijn, bijna 44 procent meer dan drie jaar geleden. Ook het aantal woningen dat al meer dan twee jaar in de vergunningspijplijn zit groeit: van 18.900 naar 22.300 (+18 procent). Aangezien de start van bouwwerkzaamheden in principe binnen een half jaar na vergunningverlening moet plaatsvinden, duidt de toename op een toename in vertraging bij bouwprojecten. Bij steeds meer projecten worden oorspronkelijke tijdslijnen daardoor niet gehaald.
Een van de redenen waarom er vertraging optreedt na vergunningverlening is omdat de bezwaarprocedure dan van start gaat. Binnen zes weken na verlening mag bezwaar aangetekend worden bij de gemeente. Tegen de beslissing van de gemeente kunnen betrokkenen vervolgens in beroep gaan bij de rechter. De doorlooptijd van een beroepsprocedure bedraagt gemiddeld naar verluidt een jaar. Tegen de beslissing van de rechter kunnen partijen daarna nog in hoger beroep gaan bij de Raad van State. Uit een uitvraag van NRC blijkt dat het aantal omgevingszaken bij de Raad van State tussen 2019 en 2023 groeide met 62 procent. De vertraging loopt intussen alsmaar op met een wachttijd tot wel 2 jaar. Redenen voor het oplopen van de wachttijd zijn de stevige personeelstekorten bij de Raad van State in combinatie met een toename van bezwaren, onder andere doordat wet- en regelgeving hiertoe meer aangrijpingspunten biedt.
Dit heeft tot gevolg dat steeds meer projecten vertraging oplopen en de vergunningspijplijn doorgroeit. De vertraging doet het meeste pijn bij bouwers die vanwege uitval of doorschuiven van projecten in de financiële nood dreigen te komen. De ontwikkelingen hebben de afgelopen twee jaar bijgedragen aan de geleidelijke stijging in het aantal faillissementen bij bouwbedrijven. In het eerste halfjaar van 2024 gingen 211 bedrijven en instellingen uit de bouwnijverheid op de fles, het hoogste aantal sinds het eerste halfjaar van 2016.
Meer informatie
Lees meer over de economische ontwikkelingen in de bouw in het volledige rapport 'Stand van de Bouw'.
(Ziet u geen download of kunt u het rapport niet downloaden? Upgrade uw browser dan naar de meest recente versie.)
Lees verder in de bouwsector
De Nederlandse bouwsector behoorde de afgelopen jaren tot een van de best presterende sectoren, ondanks verschillende uitdagingen waar de sector mee te maken heeft. Voorbeelden zijn het stikstof-dossier, de forse prijsverhogingen van energie en bouwmaterialen en ook de personeelstekorten. Gedreven door trends, innovaties en wet- en regelgeving groeit de relevantie van thema’s als duurzaamheid en milieu-impact en zoekt de sector zijn weg naar een nieuw evenwicht.